Inkomstenbelasting
Tarief box 1
Voor personen jonger dan de AOW-Leeftijd:
Belastbaar inkomen meer dan | Doch niet meer dan | Belastingtarief | Belastingheffing |
- | € 68.507 | 37,35% | € 25.587 |
€ 68.507 | 49,50% |
Voor AOW-gerechtigden geboren na 1946:
Belastbaar inkomen meer dan |
Doch niet meer dan |
Belastingtarief |
Belastingheffing |
- |
€ 34.712 |
19,45% |
€ 6.751 |
€ 34.712 |
€ 68.507 |
37,35% |
€ 19.374 |
€ 68.507 |
49,50% |
Voor AOW-gerechtigden geboren voor 1946:
Belastbaar inkomen meer dan |
Doch niet meer dan |
Belastingtarief |
Belastingheffing |
- |
€ 35.375 |
19,45% |
€ 6.880 |
€ 35.375 |
€ 68.507 |
37,35% |
€ 19.255 |
€ 68.507 |
49,50% |
Eigen woning
- Eigenwoningforfait:
Als de WOZ-waarde meer is dan |
Maar niet meer dan |
Bedraagt het forfaitpercentage |
-- |
€ 12.500 |
nihil |
€ 12.500 |
€ 25.000 |
0,25% |
€ 25.000 |
€ 50.000 |
0,40% |
€ 50.000 |
€ 75.000 |
0,55% |
€ 75.000 |
€ 1.090.000 |
0,60% |
€ 1.090.000 |
en hoger |
€ 6.540 plus 2,35% over WOZ-waarde boven € 1.090.000 |
Tot en met 2023 wordt het eigenwoningforfait stapsgewijs verlaagd naar 0,45%. Het eigenwoningforfait voor woningen van meer dan € 1.090.000 blijft echter 2,35%
- Beperking hypotheekrenteaftrek: in 2020 bedraagt het maximale aftrekpercentage 46% (49%). Vanaf 2020 wordt de hypotheekrenteaftrek in drie stappen van circa 3% versneld afgebouwd naar maximaal 37,10% in 2023
- Uitfasering aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld: met ingang van 1 januari 2019 wordt deze aftrek over 30 jaar uitgefaseerd. De aftrek wordt jaarlijks met 3 1/3% verlaagd. In 2020 kan 93 1/3% (96 2/3%) van het verschil tussen de voordelen uit eigen woning en de op deze voordelen drukkende aftrekbare kosten in aftrek worden gebracht
- Kapitaalverzekering eigen woning en spaarrekening of beleggingsrecht eigen woning: het rentevoordeel begrepen in de uitkeringen uit een kapitaalverzekering, een spaarrekening of een beleggingsrecht eigen woning tezamen is onbelast als de uitkering niet meer bedraagt dan € 168.500
(€ 166.000)
Lijfrenteverzekering, -spaarrekening of -beleggingsrecht
Bedragen (hierna: premies) betaald voor een lijfrenteverzekering, voor een lijfrentespaarrekening of een -beleggingsrecht zijn onder bepaalde voorwaarden aftrekbaar. Indien is voldaan aan de voorwaarden voor lijfrentepremie-aftrek, gelden vervolgens voor de hoogte van de premie-aftrek de volgende regels:
- Premies zijn aftrekbaar voor zover de belastingplichtige een pensioentekort heeft en jonger is dan de AOW-leeftijd. De hoogte van het aftrekbare bedrag moet bepaald worden aan de hand van de jaarruimte of reserveringsruimte. Bij de berekening van de jaarruimte zijn het inkomen en de pensioenaangroei van het voorafgaande kalenderjaar bepalend
- De jaarruimte bedraagt 13,3% (13,3%) van de premiegrondslag: maximaal
€ 12.986 (€ 12.678) - De reserveringsruimte bedraagt in het jaar van aftrek ten hoogste 17% van de premiegrondslag met een maximum van € 7.371 (€ 7.254). Voor de belastingplichtige die bij begin van het kalenderjaar de leeftijd van 56 jaar en 4 maanden heeft bereikt, wordt het maximumbedrag van € 7.371 (€ 7.254) verhoogd tot € 14.552 (€ 14.322).
Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies van lijfrenten voor meerderjarige invalide (klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag - De maximale premiegrondslag bij de berekening van de jaarruimte is € 110.111
(€ 107.593) - De in te bouwen AOW-franchise bij de berekening van de jaarruimte is € 12.472
(€ 12.275) - Voor tijdelijke oudedagslijfrenten is het maximumbedrag van de jaaruitkering
€ 22.089 (€ 21.741)
De afkoop van een lijfrente met een waarde in het economische verkeer van maximaal € 4.475 (€ 4.404) wordt alleen in de heffing van inkomstenbelasting betrokken. De berekening van de revisierente - die normaliter verschuldigd is bij afkoop - blijft achterwege.
Overgangsregime saldolijfrente
Saldolijfrenten zijn onder te verdelen in lijfrenten waarvan de premies in het geheel niet aftrekbaar waren (zuivere saldolijfrenten) en lijfrenten waarvan de premies deels wel en deels niet in aftrek zijn gebracht (hybride saldolijfrenten). Bij de invoering van de Wet IB 2001 was er overgangsrecht van toepassing op alle saldolijfrenten. Dit overgangsrecht vervalt per 31 december 2020 (artikel O Invoeringswet IB 2001).
Voor de hybride saldolijfrenten en buitenlandse pensioenrechten (die in de opbouwfase niet voldoen aan de Nederlandse maatstaven, maar die op basis van de belastingwetging van het andere land wel als pensioenregeling zijn aan te merken) blijft het overgangsrecht echter in stand.
Voor de zuivere saldolijfrenten eindigt het overgangsrecht wel op 31 december 2020, waardoor er een afrekenverplichting is en deze verhuizen naar box 3.
Heffing box 3
|
€ 30.846 | (€ 30.360) |
|
€ 59.477 | (€ 58.450) |
|
€ 7.232 | (€ 7.118) |
|
€ 543 | (€ 534) |
|
€ 3.100 | (€ 3.100) |
Indien de belastingplichtige een partner heeft, moet - ongeacht de toedeling van bezittingen en schulden - een schuldendrempel van € 6.200 (€ 6.200) in aanmerking worden genomen. |
- De heffing vindt per belastingplichtige als volgt plaats:
Schijf |
Heffingvrij vermogen |
Rendement per schijf (afgerond) |
Marginaal tarief (afgerond) |
|
€ 0 |
€ 72.797 |
€ 30.846 |
1,80% |
0,540% |
€ 72.797 |
€ 1.005.572 |
|
4,22% |
1,267% |
€ 1.005.572 |
|
|
5,33% |
1,599% |
- In juni 2020 wordt het ‘Wetsvoorstel aanpassingen box 3‘ verwacht
Persoonsgebonden aftrek
In 2020 bedraagt het maximale aftrekpercentage 46% (51,75%). Vanaf 2020 wordt de aftrek in drie stappen van circa 3% versneld afgebouwd naar maximaal 37,10% in 2023.
Heffingskortingen
Heffingskorting |
Personen jonger dan AOW-leeftijd |
Personen met AOW-leeftijd en ouder |
||
|
2020 |
2019 |
2020 |
2019 |
Maximale algemene heffingskorting |
€ 2.711 |
€ 2.477 |
€ 1.413 |
€ 1.268 |
Start afbouw vanaf inkomen |
€ 20.711 |
€ 20.384 |
€ 20.711 |
€ 20.384 |
Afbouwpercentage |
5,672% |
5,147% |
2,954% |
2,633% |
Algemene heffingskorting nul bij inkomen |
€ 68.507 |
€ 68.507 |
€ 68.507 |
€ 68.507 |
Maximale arbeidskorting |
€ 3.595 |
€ 3.399 |
€ 1.873 |
€ 1.740 |
Afbouwpercentage |
6,0% |
6,0% |
3,124% |
3,069% |
Arbeidskorting nul bij inkomen |
€ 98.604 |
€ 90.170
|
€ 98.604 |
€ 90.170
|
Inkomensafhankelijke combinatiekorting |
€ 2.881 |
€ 2.835 |
€ 1.452 |
€ 1.452 |
Jonggehandicaptenkorting |
€ 749 |
€ 737 |
|
|
Ouderenkorting |
|
|
€ 1.622 |
€ 1.596 |
Ouderenkorting nul bij inkomen |
|
|
€ 37.372 |
€ 36.783 |
Alleenstaande ouderenkorting |
|
|
€ 436 |
€ 429 |
Levensloopverlofkorting (per jaar van deelname tot 2012) |
€ 219 |
€ 215 |
|
|
Korting groene beleggingen |
0,7% |
0,7% |
0,7% |
0,7% |
Bijtelling elektrische auto van de zaak
In 2020 geldt voor elektrische auto’s een verlaagd bijtellingspercentage van 8% (4%) tot € 45.000 (€ 50.000) van de catalogusprijs. Voor bedragen daarboven geldt het algemene bijtellingspercentage van 22%. Vanaf 2021 gaat de bijtelling voor elektrische auto’s volledig naar 22%.
Bijtelling (elektrische) fiets van de zaak
Voor 2020 geldt een bijtelling van 7% over de consumentenadviesprijs van de fiets en accessoires (inclusief btw) per jaar. De werkgever telt dit bedrag op bij het salaris. Hierover betaalt de werknemer dan maandelijks loonbelasting.
Erf- en schenkbelasting
Deel van de belaste verkrijging |
Tariefgroep 1 (partner of afstammelingen in de rechte lijn) |
Tariefgroep 1A (afstammelingen in de tweede of verdere graad) |
Tariefgroep 2 (overige verkrijgers) |
€ 0 - € 126.723 |
10% |
18% |
30% |
€ 126.723 - hoger |
20% |
36% |
40% |
In 2019 was de grens tussen de twee schijven € 124.727.
- Vrijstellingen
Erfbelasting |
2020 |
2019 |
Partners |
661.328[1] |
650.913 |
Kinderen en kleinkinderen |
20.946 |
20.616 |
Zieke of gehandicapte kinderen, door overleden ouder onderhouden |
62.830 |
61.840 |
Ouders |
49.603 |
48.821 |
Overige verkrijgers |
2.208 |
2.173 |
|
|
|
Schenkbelasting |
|
|
Kinderen |
5.515 |
5.428 |
Kinderen 18 – 40 jaar (eenmalig) |
26.457 |
26.040 |
Kinderen 18 – 40 jaar (eenmalig bij besteding voor studie[2]) |
55.115 |
54.246 |
Kinderen 18 – 40 jaar (eenmalig bij besteding voor eigen woning[3]) |
103.643 |
102.010 |
Overige verkrijgers 18 – 40 jaar (eenmalig bij besteding voor eigen woning[4]) |
103.643 |
102.010 |
Overige verkrijgers (o.a. kleinkinderen) |
2.208 |
2.173 |
- Ondernemingsvermogen: een verkrijging van ondernemingsvermogen is tot een waarde van € 1.102.209 (€ 1.084.851) van de objectieve ondernemingen voor 100% vrijgesteld. Voor ondernemingen die meer waard zijn dan € 1.102.209
(€ 1.084.851) geldt voor het meerdere verkregene een vrijstelling van 83%. Voor de belasting die dan eventueel nog is verschuldigd over het niet-vrijgestelde deel kan 10 jaar uitstel van betaling worden verkregen
AOW- en Pensioenleeftijd
De AOW-leeftijd wordt de komende twee jaar bevroren op 66 jaar en 4 maanden. Daarna zal de AOW-leeftijd geleidelijk oplopen naar 67 jaar in 2024. In 2025 is de AOW-leeftijd 67 jaar. Vanaf 2025 stijgt de AOW-leeftijd mee met de levensverwachting.
De pensioenrichtleeftijd voor aanvullende pensioenen is in 2020 68 jaar (68 jaar).
Herziening partneralimentatie
Per 1 januari 2020 is de Wet herziening partneralimentatie in werking getreden. In deze wet is het uitgangspunt dat de partneralimentatie een duur heeft van de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar. De nieuwe wet kent drie uitzonderingen:
- Als het huwelijk langer dan 15 jaar heeft geduurd en de alimentatiegerechtigde binnen 10 jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, dan eindigt de partneralimentatie op het moment dat de alimentatiegerechtigde de AOW-leeftijd bereikt
- Als het huwelijk langer dan 15 jaar heeft geduurd en de alimentatiegerechtigde is geboren vóór of op 1 januari 1970, dan eindigt de partneralimentatie na 10 jaar
- Als er kinderen uit het huwelijk zijn geboren dan eindigt de alimentatieverplichting niet eerder dan op het moment dat het jongste kind 12 jaar wordt
De Wet herziening partneralimentatie geldt alleen voor nieuwe alimentatie-verplichtingen (ontstaan na 1 januari 2020).
Geboorteverlof
Vanaf 1 juli 2020 kunnen partners in het eerste half jaar na de geboorte van de baby vijf weken extra geboorteverlof krijgen. Zij hebben dan recht op een uitkering van maximaal 70% van het dagloon, betaald door het UWV.
€ 28.657 als de schenking gebruikt wordt voor de aankoop of onderhoud van een eigen woning, dan wel voor de aflossing van de eigenwoningschuld
€ 28.657 als de schenking gebruikt wordt voor de aankoop of onderhoud van